Luckas Vander Taelen

Geboren 21 January 1958 te Aalst – Woonplaats Brussel/Vorst 

VOORAF
Ik ontmoette Luckas de eerste keer bij de voorstelling van het boek Het DNA van Aalst bij ‘t Gasthuys, het Stedelijk Museum, in de lente van 2018.
Grappig genoeg was het Luckas, de uitwijkeling, die mij voorstelde aan die andere Leen De Smedt uit Aalst. Zij was een gedreven journaliste, waar ik al van had gehoord, maar nog nooit ontmoet.
Om maar te zeggen: Luckas kent nog veel volk in Aalst.  En zijn kritische houding t.o.v. de stad boeit en lijkt ingegeven door een sterke persoonlijke band met zijn thuisstad…

———————————————–

GESPREK
Een jaar later, april 2019, kwam Luckas van bij zijn 92 jarige moeder. Ze hadden roseetjes gedronken en hij wou hierin ‘verdergaan’. We hadden een roseetjesgesprek in de lentezon, net na de middag, op het mooie terras van het Utopia Café.

Luckas, ik vroeg je om een interview, omdat jij één van de eersten bent, die bij me opkomen als ik denk aan ‘tegendraadse Aalstenaar’. Je bent zowat De Nar aan het Aalsterse hof, die spot en toch maatschappelijke invloed heeft in Aalst?
Lacht. Ja, dat kan misschien kloppen.

Hoe omschrijf jij jezelf, op dit ogenblik in jouw leven?
Ik ben docent aan de Brusselse filmschool RITCS, de documentaire afdeling. Dat combineer ik met schrijven: 1 à 2 columns per week voor De Tijd, en Doorbraak en ik heb een aantal boeken geschreven. Ik woon in Brussel sinds ik in 1976 ging studeren aan de VUB. Nadien kwam ik nog naar Aalst om te repeteren voor de band Lavvi Ebbel. We speelden met de band van ’77 tot ’83.
Mijn 92 jarige moeder is de enige familie die me rest, langs mijn vaders kant is iedereen overleden. Maar ik heb nog vrienden in Aalst. Intussen ben ik in Aalst ook voorzitter van het Louis Paul Boongenootschap.

Wat is het belangrijkse boek van Boon?
De Kapellekesbaan. Zonder twijfel. Omdat het tegelijk experimenteel en vernieuwend en toch heel toegankelijk is.

Jouw alleroudste herinnering aan Aalst?
Dat weet ik nog heel goed: het was in de derde kleuterklas en in het schooltje De Kat bij het Vredeplein. Het was een erg genante: ik had in mijn broek gedaan en vond dat héél erg. Ik heb dat voorval nadien nog verwerkt in een voorstelling.
In het schooltje werd op een bepaald moment ook een verrassing verwacht. Niemand wist wat het was. Ik dacht dat ik het wél wist en vertelde iedereen dat het een heel klein gitaartje was, een mandoline. Tja, ik geloofde dat echt. Het werd een schommel.
Een andere anekdote, geen herinnering, werd me verteld door mijn moeder. Ik kwam na schooltijd altijd, hand in hand, naar buiten met een blond meisje. Maar wie was dat, waar is die nu…? Het is al heel mijn leven een frustratie.

Het eigenzinnige Aalst. Welke plaatsen en personen zijn dat naar jouw gevoel?
De roemruchte Aalsterse avant-gardistische toneel/kunstgroep PAN. In Aalst waren de leidende krachten o.a. Miel Luycks (een uitgetreden priester) en Roger D’Hondt (galerie-houder en kunstkenner). Roger haalde zowel binnen-als buitenlandse kunstenaars naar Aalst en nam deel aan initiatieven binnen en buiten België. Ook Jo Corthals (de excentrieke ondernemer van bakkersfamillie Corthals), zijn zus Heleen en Hugo Roelandt waren drijvende krachten achter PAN.
Het CSV (Centrum Samenlevings Vernieuwing) en nadien ’t Fabriekse, waren dé locaties waar de avant-gardisme kunstenaars en denkers toen samenkwamen.
Ik was nog jong en erg onder de indruk van die mannen én van mijn oom Antoine Tonné. Hij was een uitzonderlijk charmant man en getalenteerd kleermaker, vertrok naar Brussel en begon te werken voor Béjart. Hij had véél geld toen en trakteerde iedereen op de beste Champagne . Oja en hij droeg bontmantels!

Anne-Mie Van Kerckhoven, nu een gerenommeerde kunstenares in Antwerpen, was de vriendin en later de vrouw van Hugo Roelandt. Hugo had een kunstgalerij. Ik herinner me memorabele discussies tussen dat koppel over performances; bijvoorbeeld over het al dan niet ‘vermoorden van een kip op scene’…

Lavvi Ebbel maakte later de soundtrack voor een theatervoortelling voor Janus, het theatergezelschap van de beruchte René Van Gijsegem. Janus deed performances op MalleMunt in Brussel. Rene kon de Aalsterse Jan Fabre geweest zijn.

Luckas mijmert: “Je hoort soms eenzelfde verhaal: iets unieks uit Aalst, wordt gevraagd in Brussel. Het kent eventjes een gloriemoment en dan verdwijnt het weer. Hoe komt dat toch…? Kwaliteit heeft ook te maken met kwantiteit. In een kleine stad kan een talent of initiatief niet groeien. Er is geen weerklank door de kleinschaligheid. Dat is het lot van de kleine stad.”

Jo Bogaert bewijst wel het tegendeel, omdat het met muziek te maken had. Ik herinner me Jo als jonge man, introvert en één van de beste gitaristen die we kenden. Zo kan het gaan bij muziek: je neemt iets op, anderen vinden het goed en ‘boem’ je zit in Amerika!
Bij literatuur werkt dat hetzelfde. Bijvoorbeeld Louis Paul Boon: hij wàs Aalst, maar hij was niet beperkt door Aalst. Jammer genoeg werkt dat niet zo bij theater, de kleinschaligheid blijft talent beperken.

Kan je een goeie tip zou geven aan de Aalsterse handelaars?
Jazeker! Je moet origineel, specifiek en typisch zijn! Je moet aan bezoekers een reden geven om naar Aalst te komen en te blijven komen.
Terug durven gaan naar de essentie. Het ongrijpbare, anarchistische, zoals de rebellen Boon en Daens.
Carnaval is er het mooiste voorbeeld van. Aalst is géén carnavalsstad, Aalst is een rebelse stad. Aalst heeft een uniek carnaval, je kan erover discussiëren hoe het evolueert. Maar het is nog steeds uniek.

Moest Aalst zijn erkenning als werelderfgoed bij Unesco teruggeven?
Tja, voor zover ik weet, heeft Aalst er niets bij te winnen?
Er hangen geen subsidies aan vast, er komen geen duizenden toeristen naar Aalst daardoor. Enkel het prestige is een meerwaarde.

——————–

Luckas Vander Taelen  l  Maandag 1 april 2019, 14u  l  Terras Cafe UTOPIA